Kerkgebouw

Over het exterieur

Het oudste gedeelte van de kerk, het koor, was aanvankelijk een kapel. Dit gedeelte van de kerk dateert uit de 12e – 13e eeuw. Toen de kapel bij kasteel Bahr verwoest was in 1495 werd de kapel te Lathum verheven tot kerk en werd het koor verlengd met een schip. Omdat voor het bouwen van het schip andere stenen dan die van de kapel gebruikt werden, ontstond er een naad aan de noord- en zuidzijde van de kerk. Deze naad bevindt zich tussen het tweede en derde venster.

Ook is duidelijk waarneembaar dat er oorspronkelijk andere vensters hebben gezeten. De huidige spitsboogvensters van het schip zijn in de muren gehakt toen gietijzeren ramen in de 19e eeuw werden geplaatst. De spitsboogvensters in het koor zijn de oorspronkelijke. Het venster aan de oostzijde is dichtgemetseld nadat daar de preekstoel geplaatst werd.

De oorspronkelijke eikenhouten kap, die ruim 500 jaar oud is, is nog aanwezig. Het schip eindigde met een topgevel. Sporen hiervan zijn nog zichtbaar in de toren.
De toren werd in 16e eeuw toegevoegd aan de kerk en werd over de topgevel van het schip gezet. Door de galmgaten van het kerkdak is nog een boog te zien, die de spits ondersteunde.

Vroeger waren de ingangen van de kerk aan de noord- en zuidzijde. De noordelijke ingang was voor de vrouwen. Toen de toren geplaatst werd, is dit gewijzigd. Boven de huidige ingang aan de aan de westzijde was een venster dat later is dichtgemetseld. Daarna werd de westzijde voorzien van een gedenksteen van Baumberger natuursteen, die herinnert aan de verwoesting van kasteel Bahr. Het torenportaal wordt overwelfd door een Nederrijns netgewelf, waarin in het midden zich een klokkengat bevindt.

De drie bouwperioden van de huidige kerk laten zich kenmerken door gebruik van drie formaten bakstenen.

In 1812 is de grafkelder onder de kerk weggebroken in opdracht van het geslacht Westerholt.

In de muur aan de zuidzijde is een steen ingemetseld, waarop in de vier hoeken cijfers hebben gestaan, die het jaar 1692 voorstellen. Deze steen liet Johannes Don(c)kers inmetselen om hiermee te bewijzen dat hij als katholiek grafrecht had. Dit recht had hij gekocht voor ƒ 500.

Vele malen is de kerk gerestaureerd. De kerkzaal is in de tweede helft van de 19e eeuw naar de mode van de tijd aangepast. Een vlak plafond kwam in de plaats waar vroeger het balkenplafond zichtbaar was. Nieuwe gietijzeren vensters werden in de muren gehakt en een galerij werd aangebracht. In 1978 werd de toren van nieuwe leien voorzien, welke Oudduits gedekt zijn. In 1984 werden de voegen in de buitenmuren opnieuw gevoegd, het uurwerk opgeknapt en het haantje op de toren hersteld.

In 2005 is de eerste fase uitgevoerd van een restauratieplan dat koor en schip omvat. Het pleisterwerk van de muren werd verwijderd en het houten podium is vervangen door een verhoogd podium, dat met plavuizen is gedekt. De preekstoel met klankbord is geheel gerestaureerd. In de noordmuur is een nooduitgang gekomen op de plaats waar zich de ingang voor de vrouwen bevond. De banken zijn vervangen door stoelen en de uitbouw van de galerij is verdwenen. Hiervoor is een meer in de stijl van een 19de eeuwse zaalkerk passende balustrade in de plaats gekomen. Door o.a. het plaatsen van stoelen zijn koor en schip kan de kerk nu tevens dienen als onderkomen voor verschillende culturele activiteiten.
In de tweede fase van de restauratie zijn de toren en het torenportaal hersteld.

Over het interieur

Het interieur kan als 19e-eeuws beschouwd worden, met een preekstoel op een verhoogd liturgisch centrum, waarop zich ook het kabinetorgel bevindt. Dit alles op de plaats waar eerst het koor van de kapel stond.

De preekstoel is voorzien van een gegoten koperen lezenaar met alliantiewapens van de families Westerholt en Van Renesse van Elderen. Ook wordt de preekstoel gesierd met een koperen doopbekkenhouder. Beide stukken dateren uit het midden van de 17e eeuw. Het koperen doopbekken heeft het opschrift in usum sancti baptismati capellae castri de Bahr et Lathum (ten gebruike van het heilig doopsel van de kapel van Bahr en Lathum). Dit doopbekken draagt het jaartal 1702.

Bij de restauratie van 2005 zijn de oude houten kerkbanken verwijderd. Uit deze banken zijn zijn nu een psalmen- en gezangenbord, een katheder, een avondmaalstafel en een kaarsenstandaard vervaardigd. In het schip is een kast geplaatst, eveneens vervaardigd uit het hout van de oude kerkbanken, voor de audioapparatuur. De in 1973 aangeschafte banken met een metalen frame zijn nu vervangen door stoelen. De restauratie van 1973 werd volledig door vrijwilligers uitgevoerd, met uitzondering van de reconstructie van de ingangsdeur. Daarbij werd ook de planken vloer vervangen door estriken.

Tijdens de restauratie van 2005 zijn bij het verwijderen van het pleisterwerk nissen te voorschijn gekomen die zowel spitsbogen als ellipsbogen hebben. Deze zijn weer in hun oorspronkelijke staat teruggebracht. Vermoedelijk deden enkele nissen dienst in de vóórreformatorische tijd als plaats waar onder andere monstransen en ander gouden of zilveren vaatwerk bewaard werden.

In het torengedeelte, overwelfd met een Nederrijns netgewelf staat een eikenhouten klokkenstoel, waarin aanvankelijk twee klokken hingen. Nu hangt er nog een klok, gegoten door Henricus Meurs in 1608. De klok bevat de inscriptie Verbum Domine manet in aeternum (Het woord des Heren blijft tot in eeuwigheid). In 1987 werd deze torenklok, die ruim 350 kg weegt, gerestaureerd.

In 1976 werd de wijzerplaat verlicht en een nieuw uurwerk geïnstalleerd. Het oude uurwerk had Lathum 200 jaar lang van een tijdsaanduiding voorzien.

Over de geschiedenis

Voor de geschiedenis van ons kerkgebouw verwijzen wij naar de publicatie Geschiedenis van de Lathumse kerk: een parel in de Liemers door C.R.H.I. (Pim) de Jonge (Dieren, 2008). Een voorproefje? Kijk snel op deze pagina!